vrijdag 11 juni 2010

Of we er al zijn

'Als er niet snel iets verandert, ga ik zondag stemmen zonder stem!'  Zo, sta ik alvast met stip op een in het lijstje van genomineerden voor 'flauwste woordspeling verwijzende naar een verkoudheid in de verkiezingsweek'.  Wat meteen betekent dat alle lijststemmen mijn richting uit gaan.  En dat al in de eerste alinea.  Eet dat, Kris Deschouwer. 


Ah, ik behoor stilaan tot een politieke minderheidsgroep dus zondagavond ben ik mijn stem toch opnieuw kwijt.  Afgegeven in het stemhokje, verstoft in het rode lood van het stempotlood, geteld en verwerkt in statistieken, geduid door politicologen.  Zodra de resultaten hun voorlopige status van zich afschudden, ben ik weer een gewone Jan-lul en niet langer de bewuste burger die 's ochtends nog zelfbewust en vol plichtsbesef zijn stem ging uitbrengen - tegen het advies van Stijn Meuris in! 

En zo is het goed.  Want ik moet het eens kwijt. 

Het is in elk geval genieten, de verkiezingsprogramma's dezer dagen (het WK voetbal, iemand?).  Het aantal warme handen dat de VLD al uitgestoken heeft noopt mij ertoe een grote bak ijs in de buurt te houden terwijl ik de debatten volg. Marianne Thyssen heeft al zodanig veel kastanjes uit het vuur gehaald voor haar partij dat er stilaan alleen nog een zielig hoopje as van haar overblijft - zodanig hard begint ze op een kranig oudje te lijken.  En dankzij Groen! is de baard helemaal terug op het scherm.  Ik dank hen daarvoor, het gaat er al glad genoeg aan toe. 

Ondertussen lijkt een kwart van de Vlamingen de vorige zonnekoning te willen inwisselen voor een nieuwe, een soort kruising van de goedmoedige Kabouter Plop en de rebelse Tijl Uilenspiegel die in zijn eerste gedaante de mensen aan het lachen brengt en in de tweede rol het geld afneemt van de arme mensen en teruggeeft aan de r... of nee, dat was omgekeerd. 

In elk geval: de anderen zijn de slechteriken en je kon hen tot voor kort herkennen aan hun strikjes. Tot voor kort, want onlangs hebben ze bij NVA toch besloten om hun verkiezingscampagne voor de federale verkiezingen van 2007, 'gevaar voor verstrikking' (u weet nog wel, die gevarendriehoek met het strikdasje van Elio Di Rupo), eindelijk van het net te halen. 

De voornoemde kruising van Plop en Tijl wordt dezer dagen immers geflankeerd door een walrusachtige verschijning mét vlinderdas die tot voor kort zijn al niet meer zo frisse wind liet waaien op de VRT, alwaar verkiezingsdebatten nog steeds afgesloten worden met een soort bijeenkomst van de improvisatieliga waarop politici geacht worden een pasklaar antwoord op zak te hebben op vragen als 'Wie heeft de mooiste ogen: uw lijstduwer of uw lijsttrekker?' en op zeker hoongelach onthaald worden als zij zich in bochten moeten wringen om dienaangaande een schijn van besluitvaardigheid op te houden. 

Terwijl wij aldus onze tijd verdrijven met rondjes 'wie-is-de-leukste?', mag N-VA ongestoord de begripsverwarring rond separatisme en confederalisme in stand helpen houden. Terwijl zij het beter dan wie ook weten natuurlijk.  Separatisme betekent dat een deelgebied zich afscheurt en onafhankelijk wordt.  Confederalisme betekent dat twee voorheen onafhankelijke staten besluiten met elkaar samen te werken. Zoals Servië-Montenegro bijvoorbeeld. Of CD&V en N-VA als je wil. In elk geval, confederalisme veronderstelt twee onafhankelijke entiteiten en het duurt nooit lang.  En confederalisme kan niet zonder separatisme. 

'Vieze woorden, daarom gebruiken we ze niet', aldus Bart De Wever, die begin deze week per abuis het idee liet vallen om van Brussel een gewone stad te maken en het zijn bevoegdheden als gewest af te nemen. 
Wat meteen de vraag deed rijzen onder welke gewestregering de Brusselaars dan komen: de Vlaamse of de Waalse.  'Oeps, probleempje', zo bleek tijdens een uitzending van Phara waar een gecrispeerde Frank Vandenbroucke de NVA-specialist terzake in mootjes hakte.  Dát moeten we Caroline Gennez wel meegeven: ze heeft Frank op scherp gezet.  Alles heb zijn voordeel. 

Ah, die verkiezingen, het is allemaal nog niet zo erg.  En het is maar voor vier jaar, zo'n federale regering, en als ze wat eilandjes overvliegen wil ik gerust in het Griekenland aan de Noordzee wonen (Wie zich gesust voelt door het voorgaande zinnetje, moet van mij niet gaan stemmen zondag).  Nee, wat me echt zorgen baart: het is vadertjesdag zondag.  Vadertjesdag!  Komáán. Vaders en zoons, die wisselen toch geen cadeaus en felicitaties uit?  Die brommen en knorren wat tegen elkaar en hoe meer ze elkaar met rust laten, hoe liever ze elkaar zien. 

Maar een keer per jaar moeten er opeens gelukwensen geuit worden en tuingereedschap of handboren of doe-het-zelfhandboeken gekocht worden.  Terwijl vaders alles al hebben!  Terwijl vaders dat zélf geldverspilling vinden, cadeaus kopen.  Terwijl telefoongesprekken met vaders ook geen optie zijn, omdat na een halve minuut een metalen stem tussenkomt met de boodschap 'u hebt uw gezamenlijke gesprekslimiet van 40 woorden opgebruikt'.  Waarna wij alletwee zo snel mogelijk proberen deze vreselijke vorm van communicatie af te ronden. 

Daarin kennen wij elkaar, daarin houden wij van elkaar en daarom respecteren wij onze stilzwijgende overeenkomst.  Wij vinden het maar iets vies', die vadertjesdag.  Wij doen er niet aan mee en ik beperk mij tot een zielig sms'je of mailtje met 'een gelukkige vadertjesdag gewenst'.  Maar telkens de reclameboekjes mij herinneren aan die onzalige datum voel ik een steek van twijfel: 

Wat wordt het zondag?

Ofwel het jaarlijkse schuldgevoel omdat ik dit potentiële momentum weer eens quasi-ongemerkt laat voorbijgaan (ervan uitgaand dat mijn vader zelf niet beseft dat het vadertjesdag is), met als verzwarende omstandigheid dat het toch alweer van eind maart (wanneer hij verjaart) geleden is dat ik mijn pa nog gezien heb.

Of dan toch maar een halfslachtige poging om een vaderzoonmoment te crëeren rond een stuk handgereedschap of een boek van een van zijn favoriete auteurs dat hij toch al heeft en dat ik vervolgens mag meenemen naar huis, dit alles in de wetenschap dat dit de morele verplichting impliceert om dit ritueel vanaf nu élke tweede zondag van juni te herhalen.

Nee, misschien moet ik nog maar eens met mijn pa naar een match van Club Brugge of Verbroedering Geel (als die er nog zijn).  Of een week naar Nederland en samen in de auto slapen omdat de camping volzet is.  Of een pint gaan drinken op het terras van Den Hemel, midden in mijn blokperiode.  Of ik geef een concertje waar mijn pa naar komt kijken, en achteraf voel ik me slecht omdat het absoluut niet zo goed was als het had moeten zijn, net nu hij er was.   

Of we rijden nog eens via de Kennedytunnel naar mijn grootouders (zijn ouders) nu ze nog in leven zijn, zodat hij daar in de zetel in slaap kan vallen en wakker worden en me vragen 'of we er al zijn', waarna hij weer in slaap kan vallen.  Of we verorberen nog eens in stilte ons zondagmiddagmaal en mijn vader vraagt quasi-achteloos: 'En zeg eens, waarom heb je nu op X en Y gestemd?', terwijl ik mijn stemgedrag toen nog voor mezelf hield zoals een puberend schoolmeisje haar geheimen: met een slot op waarvan ze dacht dat alleen zij de sleutel wist liggen. 

Eet dat, vadertjesdag.