maandag 15 september 2008

Los

Het is ondertussen geen nieuws meer, maar: In Bruhhe starten ze binnenkort een cursus Regionaal Taalgebruik voor anderstaligen. Als getogen West-Vlaming, leraar Nederlands voor anderstaligen én blogger ben ik het aan mezelf verplicht daar een mening over te hebben. Damn. Ik kom in eerste instantie niet verder dan: goed initiatief, voor mensen die al een basiskennis Nederlands hebben natuurlijk. Het kan het wederzijdse begrip -in de letterlijke betekenis van het woord- alleen maar vergroten én er is vraag naar bij anderstaligen.


Maar het wringt toch en wel hierom. De anderstaligen in kwestie gaan hoogstwaarschijnlijk niet naar de cursus Regionaal Taalgebruik uit interesse voor het Brugsch maar wel omdat ze geen snars begrijpen van wat die middeleeuwsestadbewoners hen in hun versteende interpretatie van het Nederlands proberen duidelijk te maken. En dat zegt wellicht meer over de gebrekkige taalvaardigheid van een deel van die Bruggelingen dan over die anderstaligen. Nu klinkt het nog 'dat ze eerst eens fatsoenlijk Nederlands leren', wordt dat in Brugge over enkele jaren dan 'dat ze eerst eens fatsoenlijk Wesvloms ljirn'?

We proberen ons ondertussen voor te stellen hoe een Bruggeling zou reageren als hij in pakweg Taiwan met eenzelfde situatie geconfronteerd zou worden. "Miljaarde, kljire ier nu ol e joar under zoeloewoeloe mo vor under te verstoan moek nog under zoeloewoeloeboeloe goan ljirn wok? Ja verzekers!" En terecht. Want waar eindigt de 'plicht tot integreren' dan eigenlijk? Tom Naegels -beroep: de zaken treffend verwoorden- verwoordde het in zijn column in De Standaard treffend als volgt: "Voor veel mensen is dat dialect gewoon een tuinhek: 'Tot hier en niet verder'."

Nu we het over die Tom Naegels hebben: Gisteren was ik op een van de voorvertoningen van 'Los', de nieuwe film van Jan Verheyen naar het gelijknamige boek van die Tom Naegels. Euthanasie, racisme, liefdesperikelen, het twintigerschap: het zit er allemaal mooi in 'zonder dat de film zwaarwichtig wordt' en op de site valt een 'educatief dossier voor de leerkracht' te downloaden. De terzijdes waarin de hoofdrolspeler het publiek rechtstreeks aansprak hadden voor mij evenwel niet gehoeven en geven de film nu en dan een wat uitleggerig toontje - zelfs al ging het er om uit te leggen hoe moeilijk het allemaal uit te leggen valt, dan nog voelde de bioscooopbezoeker in mij zich wat bekleuterd.

De beoogde feel van de film (laat ons eens goed lachen met al die problemen en ze toch niet ál te serieus nemen) ligt er net wat te dik op, wat een veel braver beeld oplevert dan het boek oorspronkelijk schetste. Maar die Sana Mouziane (zie foto) zet een geloofwaardige Pakistaanse asielzoekster neer en Pepijn Caudron speelt een aaibare Tom Naegels (een jonge, twijfelende links-progressieve intellectueel, vage plannen over later en Parijs, een beetje problemen in de liefde - type waarin veel bloggers zich wellicht herkennen). Ook Jaak van Assche doet het goed als de stervende opa van Tom. En ja, ik kreeg het verdorie even moeilijk toen Pepijn Caudron het zinnetje 'Als ik u niet meer zie, houd u goed' bracht, dat ik al kende uit het boek.

Mijn lief heeft er niets van gemerkt, gelukkig (bijna zitten bleiten bij een film van Jan Verheyen! ik mag er niet aan denken wat dit zou betekenen voor mijn toch al serieus afgebrokkelde cool), zodat ik achteraf geheel stoicijns en terug in de plooi kon volhouden: 'Fijn filmpje, ook al was het boek net iets beter.'

zondag 7 september 2008

Slimmer dan de gazet

"Dialoog van de laatste kans". Het stond er, heel onbeschaamd, op de voorpagina van De Standaard zaterdag. Zonder een hint over wat er dan moet gebeuren als deze dialoog mislukt. Je kent het wel van op de speelplaats vroeger:
Vlaminck: "Ik ga het nog één keer zeggen hé, of anders!"
Dewael: "Of anders wuk? Hé? Wuk?"
Vlaminck: "Anders ga'k naar de meester om te zeggen dat ik geen klasverantwoordelijke ne meer ben!"
Dewael: "Pfwoa! Alsof de meester dat gaat goed vinden. Vorige keer ging je dat ook gaan zeggen, en ge zijt mogen terugkeren met nog meer werk dan tevoren."

Vlaminck: "Ja, maar nu is het voor echt! En ik speel niet meer met u samen. En ik wil mijn bolleketten terug die ik vorig jaar gegeven heb."
Dewael: "Gegeven? Dat was eerlijk afgesproken ja!"
Vlaminck: "Ja, eerlijk afgesproken, dat kan allemaal goed zijn, maar misschien moeten we dan de afspraken ne keer veranderen, want ge zijt er ferm mee aan 't rammelen gij met mijn knikkers."
Enzoverder enzovoort.

We mogen natuurlijk hopen dat Dewael zijn 'Wuk!' laat vallen en dat Vlaminck niet dreigt van naar de meester te stappen. Maar geen kat die de krantenkoppen écht nog gelooft als die 'laatste kans' en 'Le terme' kraaien. Wij zijn ondertussen allemaal slimmer dan de gazet geworden en vragen ons enkel terloops nog eens af waar het met ons land naartoe moet. België is een kibbelend ouderpaar geworden dat al net iets te lang roept dat het rap gedaan zal zijn en in de fase gekomen is waarin in het bijzijn van de kleine besproken wordt wat er met die kleine moet gebeuren eens het zover is.

De kleine, we zullen hem maar 'Brussel' noemen om het evenwicht te bewaren, kijkt verveeld op wanneer zijn uit-de-tijdse pa en ma elkaar weer eens met veel volume en grote woorden bestoken, roept 'kan dat niet wat stiller?', en doet verder aan de afwas. En wanneer vader op zoek naar zijn Gordel in een punaise trapt die de kwaaie mama daar gelegd heeft, muist Brusselke er stilletjes van onder om boodschappen te doen voor het eten vanavond.

Samen blijven voor de kinderen dan maar?

vrijdag 5 september 2008

De lichtjes van de Schelde

Vorige zomer ben ik naar Tübingen, Duitsland op reis geweest, gewoon voor mijn eigen vermaak. Ik moest daar niet per sé zijn in Tübingen, ik heb daar geen familie of vrienden wonen en er is daar ook geen winkel waar ik iets wil kopen wat ze hier niet hebben want tegenwoordig hebben ze overal alles, met dank aan de globalisering. Er is zelfs een pittakot in Kortemark met lekkere pitta in durumbrood en ze hebben in mijn geboortedorp nu ook dezelfde bloembakken als in Antwerpen, die prachtige metropool aan de majestueuze rivier De Schelde. Je weet wel, van dat weemoedige liedje van vroeger, ‘De lichtjes van de Schelde’ van Bobbejaan Schoepen. Ik ben geen Antwerpenaar en kom er ook niet zo vaak (behalve soms als ik zin heb om nog eens een olifant of een maraboe te zien). Ja, ik voel vaak zelfs een zekere weerzin tegenover de bewoners van dat veel te grote havendorp die allemaal (zo dicteert het gesundenes Volksempfinden, en wie ben ik om iets Duits tegen te spreken) denken dat de nulmeridiaan door hun gat loopt.


Terwijl die natuurlijk door Greenwich bij Londen loopt, zoals we allemaal weten. Ik ben er onlangs nog geweest – ook dankzij de nooit aflatende vooruitgang kon ik ’s morgens om 5 uur opstaan, een dagje in Londen rondstruinen en ’s avonds om half twaalf alweer liggen soezen in mijn eigen bed. Tijdens dat dagje Londen ben ik in Greenwich geweest en inderdaad: hij ligt er die vadsige nulmeridiaan die –geen opwarming van de aarde of Apocalyps kan daar iets aan veranderen- nooit een vin verroert. Althans dat denk ik toch want ik heb die meridiaan ook niet zien stilliggen. Feitelijk is die nulmeridiaan gewoon een afspraak onder wetenschappers werd mij verteld, zo'n beetje wat God is voor de godsdienstigen dus. En soms moet je gewoon geloven en je verder geen vragen stellen, anders komen er vodden van. In elk geval: de afspraak behelst onder andere dat die nulmeridiaan niet door Antwerpen loopt en al zeker niet door het gat van zijn inwoners. Maar als ik dat liedje van Bobbejaan Schoepen hoor wil ik soms toch 5 seconden lang een Antwerpenaar zijn, zodat ik ongestraft zou mogen huilen bij het aanhoren van zijn weemoedige gezang.

Want 'De lichtjes van de Schelde' is wel degelijk een wereldsong. Wat bijvoorbeeld niet gezegd kan worden van John Denvers 'Country Roads’. Als ik dat riedeltje hoor, wil ik helemaal niet in West-Viriginia of in ‘almost heaven’ zijn, want daar wonen alleen domme cowboys met belachelijke hoeden die hun schietgerief uit de shed halen als je je op hun property (ze spreken daar geen Nederlands) begeeft om een slokje water te vragen (want Route 66 is lang en onherbergzaam en drankgelegenheden onderweg zijn schaars). Overigens heeft John Denver vanzeleven nooit in West-Virginia gewoond, hij is er zelfs nooit geweest beweren kwatongen. Hoe geloofwaardig is het dan om te zingen dat West-Virginia ‘bijna de hemel’ is? Nee, doe mij dan maar onze Vlaamse cowboy Bobbejaan - woonachtig te Lichtaart maar zeker en vast wel eens in Antwerpen op café geweest. Tenzij John Denver - die in wezen heel lieve Amerikaan die wat idiote cowboyliedjes zong - het natuurlijk over maagden had, die countryzangers werken wel vaker met metaforen ze zijn nog niet zo dom als ze eruit zien en ze hebben allemaal een tweeloop in hun schuurtje staan. Al denk ik toch niet dat hij het over maagden had, volgens mij vond hij West-Virginia zo hemels net omdat hij er nooit geweest is.

Dat is normaal, zo weten we uit de psychologie: het gras is groener aan de overkant, het meisje dat we niet zo goed kennen vinden we altijd het meest mysterieuze terwijl ze die stomme pretoogjes gewoon van haar oma meegekregen heeft en ze er net zo goed alle andere venten hun kop mee zot maakt. In plaats van liedjes te maken over West-Virginia had John Denver dus beter wat in zijn hof gewerkt in Aspen (want daar woonde hij, dat heb ik opgezocht, in Aspen in de staat Colorado) of het gras afgereden in zijn tuin in San Fransisco, want daar had hij ook een huis staan. Dat huis had hij gekocht met het geld dat hij verdiend had dankzij dat liedje over West-Virginia. Ja, toen kon men nog rijk worden door melancholische gezangen te componeren om het volk te troosten.

Ik geef toe: als hij dat liedje niet geschreven had, had hij dat huis in San Francisco niet gehad en had hij daar het gras niet kunnen afrijden in plaats van dat liedje te schrijven. Maar dat moet u dan maar voor lief nemen, u doet ook niets om de oorlog in Afghanistan tegen te houden en dat is nog veel en veel erger dan John Denver die in al zijn onwetendheid (er was toen nog geen oorlog in Afghanistan - of toch niet voor zover we willen weten) liedjes zong over plaatsen waar hij nooit geweest is. Veel erger ook dan het leugenachtige gedrag van Raymond van het Groenenwoud, die nooit echt heeft opgetreden in Genoelselderen zoals hij ons probeert wijs te maken in 'Je Veux de l'amour'. Artiesten mogen immers een loopje nemen met de realiteit, dat is een van de conventies waarop de kunstenwereld gebouwd is. Terwijl het mij toch veel leuker lijkt om een loopje te nemen zonder de realiteit.

Maar sporten, dát doen ze liever in groep natuurlijk, leer ze mij niet kennen. Zonder publiek zijn al hun inspanningen ook maar zaad op de rotsen. Pils in een bierbuik. Pis in een gedegradeerde dakgoot. Zandbakken in de woestijn. Voetballers in de Jupiler League. Fietsreizen naar Rome.

Water in de Schelde.