donderdag 23 oktober 2008

Briefjes op deuren van studentenkoten

"Heeft hij Famous blue raincoat gespeeld?" vraagt mijn collega S. me op de trein. Hier zitten twee muziekliefhebbers tegenover elkaar, Cohen-fans bovendien. Okeeje mensen dus, maar toch is er geen ontkomen aan. Onvermijdelijk volgt nu een steekspel op een onchristelijk ochtendlijk uur. Dit is het gesprek dat ik niet wou hebben, reden waarom ik hem angstvallig verzweeg dat ik naar het optreden van Leonard Cohen geweest was in Vorst. Maar hij is er toch achter gekomen.


"Dat is een van mijn favoriete nummers van Cohen," vervolgt S., "wist je dat het eigenlijk een brief is die hij schrijft aan een vriend die met zijn lief gerollebold heeft?" Nee, dat wist ik niet. Ik besef dat ik waarschijnlijk een beteuterd gezicht trek en haat mijzelf erom. Ik wil ook niet dat S. denkt dat ik een mooiweerfan ben die er alleen maar bij is omdat de goede smaak het dicteert. Ik pak uit met een voorzichtige tegenzet: "Komt van Songs of love and hate hé, als ik me niet vergis." Ik weet zeker dat ik me niet vergis, maar wil niet competitief lijken. "Weet ik niet, ik heb het van een Best Of", moet S. toegeven. Een onverhoopt succesje.

Wat ben ik onaangenaam in dit soort situaties. Ik vervloek mijn gesprekspartner om zijn wijsneuzerigheid, maar besef dat ik eigenlijk net zo ben - of nog erger wellicht. Een kantje van mezelf dat ik liever verborgen houd en dus manoeuvreer ik ons gesprek handig naar Various Positions, een heerlijke Cohen-plaat die ik van voor naar achter en terug kan meezingen. Maar eens thuis grijp ik meteen naar Songs of love and hate en hoor voor de tweede keer die week (de eerste keer was in Vorst) de openingsregels van Famous Blue Raincoat:

It's four in the morning, the end of December
I'm writing you now just to see if you're better
New York is cold, but I like where Im living
There's music on Clinton Street all through the evening


Plots besef ik waarom ik al zo lang niet naar Songs of love and hate geluisterd heb. De plaat herinnert mij aan de eenzame avonden op mijn studentenkamertje in de buurt van die verrekt hippe maar tegelijk verschrikkelijk troosteloze Vlasmarkt, toen mijn beste vrienden Leonard Cohen, Bob Dylan en Tom Waits heetten en ik daadwerkelijk om vier uur 's ochtends brieven zat te schrijven naar een meisje dat nu in Frankrijk woont, zwelgend in mijn eenzaamheid met lege flesjes Carapils naast het bureau en Songs of love and hate op de achtergrond.

Het internet en de mobiele telefonie zaten nog ergens in een hoogtechnologische pijpleiding te wachten tot een commercial director besloot dat ook het gepeupel zich voortaan aan deze nieuwe bronnen van kennisuitwisseling diende te laven. Vriendschappen werden nog niet met een klik aangevraagd maar moesten met de nodige assertiviteit -eigenschap waarin ik toen niet grossierde- afgedwongen worden en daarna onderhouden met briefjes op deuren van studentenkoten. Privacy was toen nog geen luxe en nietigheid een soort van dagelijks besef. Dat die dagen toch hun charmes hadden, dank ik aan Leonard Cohen

"If the solitude ever grows too bitter, may we remember each other", waren de woorden waarmee hij maandag dat onvergetelijke optreden afsloot. En plots voelde ik mij weer 21.

1 opmerking:

Anoniem zei

deze post gelezen met Famous Blue Raincoat op de achtergrond, perfect.

(Geef mij maar Suzanne)